Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BB0856

Datum uitspraak2007-07-25
Datum gepubliceerd2007-08-02
RechtsgebiedHandelszaak
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Dordrecht
Zaaknummers62781 / HA ZA 06-2007
Statusgepubliceerd


Indicatie

Brand tijdens dakwerkzaamheden. Geschil over causaal verband niet afgerolde snoerhaspel en schade. Een getuige heeft gezien dat de brand bij de haspel is ontstaan. Niet afgerolde haspel verhoogt het risico op brand. Onzorgvuldig om haspel niet af te rollen. Werkgever van dakdekker is aansprakelijk voor de schade. Omkeerregel niet aan de orde.


Uitspraak

RECHTBANK DORDRECHT Sector civiel recht zaaknummer: 62781 / HA ZA 06-2007 vonnis van de enkelvoudige kamer van 25 juli 2006 in de zaak van 1. de naamloze vennootschap NS INSURANCE N.V., 2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid NS VASTGOED B.V., beiden gevestigd te Utrecht, eisers, procureur: mr. F.A. van de Kasteele, tegen de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid SWINDAK B.V., gevestigd te Zwijndrecht, gedaagde, procureur: mr. J.A. Visser. Partijen worden hieronder aangeduid als NS (in enkelvoud voor beide eiseressen en afzonderlijk: NS Insurance en NS Vastgoed) en Swindak. 1. Het procesverloop De rechtbank heeft kennis genomen van de volgende processtukken: dagvaarding van 20 december 2005, conclusie van antwoord, conclusie van repliek, conclusie van dupliek, de door beide partijen overgelegde producties. 2. De vaststaande feiten 2.1 NS Vastgoed was eigenaresse van de Katreinetoren te Utrecht toen op 13 mei 1998 op het dak van dat gebouw brand uitbrak. 2.2 Op 13 mei 1998 bracht een dakdekker van Swindak op het dak van de Katreinetoren. nieuwe kunststof dakbedekking aan met behulp van een föhn. 2.3 Een kraanmachinist heeft verklaard tegenover [X] en [Y], verbalisanten van de technische recherche: "Ik ben de kraanmachinist van de bouwkraan die staat naast het dak waarop de brand is ontstaan. Op het moment van uitbreken van de brand, ongeveer 13.15 uur, bevond ik mij in de cabine van de door mij bediende kraan. Deze cabine steekt ongeveer 8 meter boven het dak waarop de brand is ontstaan. Omstreeks genoemde tijd nam ik mijn schaft in de kraan. Op een gegeven moment keek ik op en zag ik, nagenoeg voor de kraan, plotseling vlammen op het dak. Ik zag dat deze vlammen zich snel uitbreidden en verliet onmiddellijk de cabine van de kraan. Via ladder in de toren van de kraan klom ik naar beneden. De vlammen ontwikkelden zich zo snel dat de warmte ter hoogte van het dak voor mijn gevoel al ondragelijk werd. Ik kan u overigens precies aanduiden waar ik de eerste vlammen zag". 2.5 De kraanmachinist heeft een plaats op het dak aangewezen aan de rechercheurs. Deze plaats was gelegen, vanuit de kraan gezien, op het tweede gedeelte van het dak en wel op een afstand van ongeveer twee meter vanaf een betonnen opstand. Op deze plaats troffen voornoemde technisch rechercheurs resten van een kabelhaspel en resten van een föhn aan, welke resten zij voor sporenonderzoek hebben veiliggesteld. Op de veiliggestelde resten van de kabelhaspel zat snoer gewonden met een lengte van 18 meter. De kabelhaspel en de föhn waren in gebruik bij de dakdekker van Swindak. 2.6 Ten gevolge van de brand heeft NS Vastgoed schade geleden. NS Insurance heeft NS Vastgoed op grond van de tussen hen geldende verzekeringsovereenkomst € 153.597,80 van de schade vergoed en is in zoverre gesubrogeerd inde rechten van NS Vastgoed. Het eigen risico van NS Vastgoed bedraagt € 22.689,01. 3. De vordering NS Vastgoed vordert dat Swindak bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, wordt veroordeeld om aan NS Vastgoed te betalen € 22.689,01, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 13 mei 1998. NS Insurance vordert dat Swindak bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, wordt veroordeeld om aan NS Vastgoed te betalen € 153.597,80, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 13 mei 1998 alsmede de buitengerechtelijke kosten ad € 904,00. NS vordert kennelijk ook afgifte door Swindak van rapporten (zie repliek sub 32 en 33). NS stelt dat Swindak op twee, elk afzonderlijk voldoende, gronden aansprakelijk is voor de schade, begroot op € 176.286,81, die NS lijdt door de brand. I primair: De brand is ontstaan door onzorgvuldig gebruik van een kabelhaspel door een medewerker van Swindak. Deze medewerker had namelijk een (niet afgeschakelde) föhn aangesloten op een kabelhaspel, waarop nog 18 meter snoer was gewikkeld, terwijl de haspel zelf op een samenstel van verlengsnoeren was aangesloten. Daardoor is in de haspel door oververhitting brand ontstaan. Swindak is op grond van art. 6:170 BW aansprakelijk. subsidiair: indien het causaal verband niet geheel vast zou staat brengt de omkeringsregel mee dat Swindak dient te bewijzen dat ook zonder de onzorgvuldige gedraging van haar dakdekker brand zou zijn ontstaan. II Swindak heeft in strijd met het Loodgietersbesluit 1924 nagelaten te zorgen voor adequate blusmiddelen. Voorts heeft zij nagelaten haar werknemers te instrueren hoe een beginnend vuur te doven, waardoor de brand niet onmiddellijk na het ontstaan kon worden geblust en de schade niet beperkt is gebleven. Swindak is op grond van artikelen 6:162 resp. 6:170 BW aansprakelijk. Het verweer De conclusie van Swindak strekt tot afwijzing van de vordering, met veroordeling, uitvoerbaar bij voorraad, van eiseressen in de kosten van het geding. Swindak betwist dat de brand en de daaruit voortvloeiende schade door onzorgvuldig handelen van haar medewerker(s) is ontstaan. 4. De beoordeling van het geschil 5. Op NS rust ingevolge de hoofdregel van 150 Rv de bewijslast dat de brand is ontstaan door onzorgvuldig handelen van (een medewerker van) Swindak. NS baseert zich op de hiervoor vastgestelde feiten. 5.1. De verklaring van de kraanmachinist (zie hiervoor onder 2.5). 5.1.1 Swindak heeft niet betwist dat de kraanmachinist heeft gezien waar het vuur is begonnen. Wel betwist zij dat de getuige drie kwartier na het ontstaan van de brand nog een exacte verklaring heeft kunnen geven omtrent de locatie op het dak waarop de brand is ontstaan. Zij baseert deze betwisting kennelijk op de snelheid waarmee het vuur zich uitbreidde (antwoord 33, dupliek 30). Voor het overige betwist zij de juistheid van deze verklaring niet. 5.1.2 Uit de verklaring blijkt dat de machinist van bovenaf goed zich had op het dak. Uit het proces-verbaal van de technische recherche (prod. 2 bij dagvaarding) blijkt niet op welk moment de kraanmachinist door de verbalisanten is gehoord, maar kennelijk is dit op 13 mei 1998 kort na de brand geweest; Swindak houdt het op drie kwartier na de brand. Niet valt in te zien dat iemand die goed zich had op de brand na zo korte tijd niet meer zou kunnen verklaren waar hij de brand zag beginnen. Evenmin valt uit de snelheid van de brand af te leiden dat de machinist de plaatst van de brandhaard, na het blussen van de brand, niet meer zou kunnen aanwijzen. Hij kon zich immers oriënteren op de nog bestaande betonnen rand. 5.2 Op de haspel zat nog 18 meter snoer. 5.2.1Gelet op het hiervoor is overwogen, zag de kraanmachinist de eerste vlammen op de plaats waar de rechercheurs de haspel aantroffen. Het snoer op deze haspel was niet (geheel) afgerold. Het is een feit van algemene bekendheid, dat gebruik van een niet (geheel) afgerolde haspel kan leiden tot oververhitting hetgeen brand kan veroorzaken. 5.2.2 Swindak wijst op een aantal rapporten van deskundigen, die concluderen dat de oorzaak van de brand niet kan zijn gelegen in het gebruik van de niet afgerolde haspel. Deze deskundigen besteden echter geen van allen aandacht aan het feit dat de kraanmachinist nu juist bij de haspel de eerste vlammen heeft gezien. 6. De hiervoor onder 5.1 en 5.2 weergegeven omstandigheden staan vast en zij zijn, gelet op hun onderlinge samenhang voldoende, om als vaststaand aan te nemen dat de brand is veroorzaakt door een niet geheel afgerolde haspel. Voor toepassing van de omkeerregel is dan ook geen plaats. Dat de deskundigen geen natuurkundige verklaring kunnen geven voor voor het ontstaan van brand op deze plaats doet hieraan niet af. 7. Swindak heeft nog aangevoerd dat de brand op een andere plaats op het dak, namelijk bij een zaagtafel, is ontstaan. Deze stelling heeft zij tegenover de betwisting door NS onvoldoende onderbouwd (antwoord 35 en dupliek 27) en bovendien blijkt uit de verklaring van de kraanmachinist dat de brand niet bij de zaagtafel maar op een andere plaats op het dak is begonnen. 7.1 Ook heeft zij nog aangevoerd, dat haar dakdekkers wel vaker op deze wijze werken en nooit eerder problemen hebben gehad. Dit leidt echter niet tot de conclusie dat in het onderhavige geval geen brand kan zijn ontstaan. 7.2 Swindak legt nog uit dat werken met een niet afgerolde haspel pas gevaar oplevert als de haspel wordt overbelast, en dat daarvan in casu geen sprake was. Dit laatste onderbouwt zij echter niet. Bovendien doet ook dit niet af aan het feit dat de eerste vlammen zijn gezien bij de haspel. 8. Werken met een niet geheel afgerolde kabelhaspel verhoogt het risico van brand. Ook de medewerker van Swindak behoorde van dit feit van algemeen bekendheid op de hoogte te zijn. Juist met het oog op brandgevaar, dat bij dakdekkerswerkzaamheden als de onderhavige in het algemeen al bestaat, had van hem verwacht mogen worden dat hij alle risico's zo veel mogelijk zou hebben uitgesloten. Het geheel afrollen van de haspel was geen bezwaarlijk te nemen maatregel en had het risico van brand door een oververhitte haspel verminderd. Door dit na te laten is brand ontstaan en heeft de medewerker van Swindak onrechtmatig jegens NS Vastgoed gehandeld. Swindak is voor het onrechtmatig handelen van haar medewerker en de daardoor ontstane schade aansprakelijk. De hiervoor onder 3 II aangevoerde aansprakelijkheidsgrond behoeft geen beoordeling. 9. Swindak heeft de hoogte van de schade betwist. NS heeft vervolgens de schade onderbouwd met een bij de conclusie van repliek overgelegd expertiserapport van Van der Wal & Joosten van 31 maart 1999. Swindak heeft de schade vervolgens niet gemotiveerd betwist zodat deze tussen partijen vaststaat. De gevorderde hoofdsommen (€ 22.689,01 resp. € 153.597,80) moeten worden toegewezen. 10. De wettelijke rente is toewijsbaar vanaf het moment dat de vordering tot schadevergoeding opeisbaar is. Dit hangt af van het moment waarop de schade geacht wordt te zijn geleden. Vast staat dat de schade is ontstaan op het moment van de brand op 13 mei 1998. Vanaf deze datum wordt de wettelijke rente toegewezen. Dat tussen partijen lange tijd discussie is geweest over de aansprakelijk van Swindak leidt, anders dan Swindak aanvoert, niet tot een ander oordeel. 11. De buitengerechtelijke kosten worden als onbetwist toegewezen. 12. Swindak wordt als de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de proceskosten. 13. Nu de (hoofd)vordering geheel is toegewezen heeft NS geen belang bij afgifte door Swindak van rapporten, zodat dit onderdeel reeds hierom moet worden afgewezen. 5. De beslissing De rechtbank: veroordeelt Swindak om aan NS Vastgoed te betalen - € 22.689,01, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 13 mei 1998 tot de voldoening; veroordeelt Swindak om aan NS Vastgoed te betalen - € 153.597,80, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 13 mei 1998 tot de voldoening; - € 904,00; veroordeelt Swindak in de kosten van het geding, tot op heden aan de zijde van NS bepaald op € 2.842,-- aan salaris van de procureur en € 3.971,93 aan verschotten, waarvan € 3.900,-- aan griffierecht; verklaart het vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad; wijst het meer of anders gevorderde af; Dit vonnis is gewezen door mr. J.C. Halk en uitgesproken ter openbare terechtzitting van woensdag 25 juli 2006.